Jaarrapportage 2020-2021 | Februari 2022
Jaarrapportage 2020-2021
Februari 2022
Voortgang samenwerking
Samen het verschil maken. Dat is de kracht van het IMVO Convenant Voedingsmiddelen, maar ook de uitdaging voor het convenant. Hieronder vatten we de resultaten van de samenwerking in het derde convenantsjaar samen.
Het convenant kent drie werkgroepen, gekoppeld aan de actielijnen due diligence support, projecten en toegang tot herstel. De vierde actielijn richt zich op kennissessies: trainingen en bijeenkomsten over due diligence en specifieke IMVO-thema’s, met als doel kennis te delen en te verdiepen. De kennissessies worden zowel door convenantspartijen als het SER-secretariaat georganiseerd.
1. Actielijn due diligence support | Ondersteuning voor (mkb-)bedrijven
De werkgroep due diligence richt zich op de ondersteuning van bedrijven bij het vergroten van kennis over en het toepassen van due diligence. Daar is met name bij mkb-bedrijven veel behoefte aan. In het derde jaar is ingezet op de ontwikkeling van drie nieuwe tools.
- Online IMVO self-assessment tool
De online self-assessment tool, zowel voor het grootbedrijf als het mkb, is ontwikkeld in opdracht van FNLI, KNSV en het convenant. De vakbonden en ngo’s hebben hiervoor input geleverd. De interactieve tool is gebaseerd op de Excel-vragenlijsten die in de eerdere convenantsjaren zijn gebruikt, maar biedt veel meer gebruikersgemak.
De tool dient als quick scan en leidt bedrijven stapsgewijs door hun due diligenceproces heen. De tool maakt inzichtelijk waar bedrijven staan, waar de opgaven liggen, wat de volgende stap kan zijn en op welke thema’s samenwerking mogelijk is. De tool voorziet mkb-bedrijven bovendien van maatwerkadvies om methodisch en gestructureerd met due diligence aan de slag te gaan. Daarmee wordt aan een belangrijk doel van het convenant bijgedragen: bedrijven ondersteunen in de ontwikkeling en verbetering van hun due diligence proces.
Naarmate meer bedrijven de tool gaan gebruiken, levert dit eenduidiger en beter vergelijkbare data (benchmark) op voor de sector als geheel. De data bieden ook inzicht in de inkoopdata, doordat bedrijven gevraagd worden welke producten zij in welke landen inkopen. Het convenant kan deze data gebruiken om passende activiteiten te ontplooien. Als bijvoorbeeld blijkt dat meerdere bedrijven dezelfde grondstoffen in dezelfde herkomstlanden inkopen, kan het convenant ondersteuning bieden door risicoanalyses uit te voeren en projecten op te starten.
- Stappenplan IMVO-risicomanagement
Aan de online tool is het Stappenplan IMVO-risicomanagement toegevoegd. Dit stappenplan geeft bedrijven praktische handvatten om met IMVO-risicomanagement aan de slag te gaan. De stappen zijn in lijn met de OESO-richtlijnen. Bij het invullen van de online tool worden mkb-bedrijven, afhankelijk van de antwoorden over hun due diligence-aanpak, naar een passende stap in het stappenplan verwezen. Daarmee krijgen bedrijven direct handelingsperspectief. Het stappenplan is ook beschikbaar voor bedrijven die niet bij het convenant zijn aangesloten.
- Factsheets risicogrondstoffen
Aan de online tool zijn ook twaalf factsheets over grondstoffen toegevoegd. Het gaat om grondstoffen die breed worden toegepast en bekend staan om een verhoogd sociaal en/of milieurisico, zoals cacao, kokos(olie) en cashewnoten. Als een bedrijf een of meer van deze grondstoffen inkoopt, wordt het verwezen naar de bijpassende factsheet(s). De factsheets zijn mede-opgesteld door ngo’s en vakbonden en bevatten informatie over mogelijke risico’s in de toeleveringsketens en over te ondernemen acties. De factsheets vormen een algemene introductie van de risico’s in bepaalde ketens. Deze risico’s dienen door bedrijven nader te worden onderzocht en gespecificeerd. Ngo’s en vakbonden stellen hiervoor graag hun kennis en netwerken ter beschikking.
- Initiatief Local Expert Network
Het Local Expert Network is een initiatief van alle maatschappelijke organisaties in het convenant, gefinancierd vanuit het Fonds Verantwoord Ondernemen van RVO. Het doel is om in productielanden een netwerk op te zetten van lokale experts die getraind zijn in het maken van risicoanalyses volgens de OESO-richtlijnen. De leden van de brancheverenigingen FNLI, KNSV en CBL kunnen een beroep doen op dit netwerk om risicoanalyses in hun ketens uit te voeren. De experts brengen de risico’s in een bepaalde productielocatie in kaart en spelen mogelijk ook een rol in de manier waarop risico’s worden aangepakt. Tijdens de coronacrisis is eens te meer gebleken dat experts afkomstig uit de regio uitstekend in staat zijn om risico’s te signaleren en te duiden. Met dit netwerk wordt de betrokkenheid van lokale stakeholders gestimuleerd.
De training bestaat uit meerdere sessies, deels online vanwege corona en deels fysiek in Azië, Latijns-Amerika, Oost-Afrika en West-Afrika/ Midden Oosten. De fysieke sessies bieden in eerste aanleg ruimte voor 50-60 deelnemers verspreid over de 4 continenten. De online sessies zijn voor iedereen toegankelijk. De training wordt verzorgd door de betrokken ngo’s en vakbonden. Eind 2021 zijn de online sessies gestart; de live sessies zijn (vooralsnog) vanaf het voorjaar van 2022 gepland.
2. Actielijn projecten | Meer impact on the ground
In het derde convenantsjaar is op twee lopende projecten voortgang gemaakt. Daarnaast is een aantal nieuwe projecten en initiatieven in voorbereiding gegaan.
- Leefbaar loon-bananenproject
Het doel van dit project is om het gat tussen het betaalde loon en het leefbaar loon inzichtelijk te maken en in 2025 voor minimaal 75% te hebben gedicht, zodat arbeiders op bananenplantages hun gezinnen kunnen onderhouden en hun kinderen naar school laten gaan. Het project is in oktober 2019 van start gegaan met de ondertekening van het ‘Leefbaar loon bananencommitment’. Ondertekenaars zijn het CBL, veertien Nederlandse supermarkten en IDH.
In het afgelopen jaar is 42 procent van de totale Nederlandse inkoop van bananen in kaart gebracht. In samenwerking met leveranciers en met behulp van de door IDH ontwikkelde Salary Matrix is inzicht verkregen in het leefbaar-loongat; dit is berekend op gemiddeld 9 procent. Het onderzoek wordt de komende jaren voortgezet. Doel is om voor het volledige bananenassortiment inzicht te krijgen in het gat tussen het betaalde loon en het leefbaar loon.
- Project tomatenketen
Het project is een samenwerking van CBL en FNV. Beide partijen hebben naar aanleiding van due diligence analyses, externe rapporten en signalen van maatschappelijke organisaties en media het afgelopen jaar besloten samen een onderzoek te starten naar risico’s in de productieketen van ingeblikte tomaten in Zuid-Italië. Het onderzoek is in 2021 uitgevoerd door ImpactBuying. De uitkomsten zijn op 13 januari 2022 gepresenteerd.
Het onderzoek bevestigt risico’s op het gebied van de schending van mensenrechten, zoals uitbuiting en illegale arbeid. Vaak zijn arbeidsmigranten daarvan het slachtoffer. Het is noodzakelijk dat alle betrokkenen (ketenpartijen, maatschappelijke organisaties, vakbonden en overheden) de risico’s erkennen en daar hun acties op afstemmen. De FNV en het CBL blijven de handen ineen slaan om de situatie in de Italiaanse tomatenketen te verbeteren. Daarbij is samenwerking met fabrikanten en A-merken om de maatregelen goed door te voeren belangrijk. Het CBL heeft samen met haar leden een Actieplan opgesteld naar aanleiding van de aanbevelingen in het rapport. Ook is actie vanuit de overheid en op Europees niveau nodig.
- Verduurzaming cashew-keten
FNLI, CBL en een aantal van hun leden zijn in 2021 een gezamenlijke verkenning gestart om de cashewketen te verduurzamen. De partijen werken samen met het convenant aan een visie op een brede sectortransformatie. Het doel is om de beoogde transformatie via concrete activiteiten te bewerkstellingen. Woord en Daad, Cordaid en CNV zijn twee projectvoorstellen aan het voorbereiden die daaraan bijdragen: een project in West-Afrika en een project in Zuidoost-Azië. Aan de hand van de visie voor sectortransformatie worden deze twee projectvoorstellen in 2022 verder uitgewerkt.
3. Actielijn Toegang tot Herstel | Melden en rechtzetten van misstanden
- Pilot toegang tot herstel
De laatste stap in het due diligence proces is het bieden van toegang tot herstel. Dit houdt in dat lokale betrokkenen de mogelijkheid krijgen om misstanden (schendingen van mensenrechten, negatieve impacts op milieu) te melden en om genoegdoening te krijgen van het bedrijf dat een misstand heeft veroorzaakt of daaraan heeft bijgedragen.
Global March heeft in meerdere projecten ervaring opgedaan met mechanismen voor toegang tot herstel, waaronder het Child Labour Monitoring Systeem (CLMS), en wil die ervaring binnen het IMVO Convenant Voedingsmiddelen inbrengen. Global March heeft samen met FNV in 2021 een voorbereidende projectaanvraag (quickscan) ingediend bij RVO voor een CLMS-pilot waaraan bedrijven uit de voedingsmiddelensector mee kunnen doen. De quickscan is positief ontvangen en wordt in 2022 in overleg met geïnteresseerde bedrijven uitgewerkt.
4. Actielijn Kennissessies | Verdiepen en uitwisselen van kennis en ervaring
De convenantspartijen ondersteunen bedrijven bij het uitvoeren van IMVO-risicomanagement. Dat gebeurt met behulp van praktische instrumenten, maar ook door middel van kennissessies zoals trainingen en intervisiebijeenkomsten.
- Mkb-intervisiebijeenkomsten
De kleinschalige mkb-intervisiebijeenkomsten zijn bedoeld voor leden van FNLI en KNSV om ervaringen uit te wisselen. Voorafgaand aan een bijeenkomst kunnen bedrijven vragen over specifieke onderdelen van due diligence aandragen. Zo nodig worden de juiste experts gezocht om de vragen te beantwoorden en onderwerpen toe te lichten. In 2021 is gestart met twee intervisiebijeenkomsten waaraan negen bedrijven deelnamen. De deelnemers waren enthousiast, met name over de mogelijkheid om met sectorgenoten te sparren over de praktische uitdagingen van IMVO. De intervisiebijeenkomsten worden in 2022 voortgezet. Geïnteresseerde bedrijven kunnen zich aansluiten.
- Nevi-training IMVO en inkoop
Het IMVO Convenant Voedingsmiddelen heeft in samenwerking met Nevi, het kennisnetwerk voor inkoop- en supplymanagement, een training ‘IMVO en inkoop in de voedingsmiddelensector’ ontwikkeld, specifiek bestemd voor inkopers uit deze sector. De training vond in januari 2022 online plaats wegens de maatregelen omtrent Covid-19. In twee bijeenkomsten hebben de deelnemers geleerd hoe ze de OESO-richtlijnen voor due diligence in hun inkoopstrategie en contracten kunnen implementeren en borgen. Aan de orde zijn onderwerpen gekomen als inkoopstrategie, supply chain mapping, ketensamenwerking en contract- en leveranciersmanagement. Tevens hebben FNV, Global March, Woord en Daad en KNSV-lid Verstegen de training verrijkt met voorbeelden uit de praktijk.
- Training Introductie IMVO en OESO-richtlijnen
Het IMVO Convenant Voedingsmiddelen heeft in 2021 in samenwerking met het SER-secretariaat een 2-daagse training ontwikkeld over IMVO en de toepassing van de OESO-richtlijnen. De training is bedoeld voor bedrijven die (indirect) zijn aangesloten bij het voedingsmiddelen- of een ander convenant. Tijdens de training worden de belangrijkste aspecten van IMVO en internationale richtlijnen, zoals de UNGP’s en de OESO-richtlijnen, behandeld. Ook is er ruimte om best practices te delen en in te zoomen op specifieke risico’s als kinderarbeid, sociale dialoog en vrijheid van vakvereniging. De training wordt in 2022 op diverse plaatsen in het land aangeboden.
Marco Dubbelt, programma-manager Global March:
‘Toegang tot herstel maakt de keten compleet’
De laatste stap in due diligence is toegang tot herstel. Het betekent dat mensen in productielanden een adres hebben waar ze met hun klachten over negatieve impacts terecht kunnen. Daar maakt Marco Dubbelt, senior programma-manager van Global March, zich binnen het IMVO-convenant voedingsmiddelen sterk voor.
Toegang tot herstel is misschien wel de moeilijkste stap van due diligence. Waarom?
“De mensen die de zwaarste negatieve impact van productieprocessen ervaren, zitten vaak in het begin van de keten. Het zijn bijvoorbeeld de kleine boeren en landarbeiders, de lokale inkopers en de bewerkers van producten. Zij hebben geen idee waar hun producten uiteindelijk belanden en weten dus ook niet waar ze terecht kunnen met een klacht over de arbeidsomstandigheden of de milieu-impact van een productieproces.
Andersom is het voor bedrijven in Nederland ook moeilijk om de keten helemaal tot het begin in beeld te krijgen. Bedrijven kunnen hun leveranciers bevragen en fabrieken bezoeken, maar daarmee weten ze nog niet wat er op het land of onderweg naar de fabriek gebeurt en of er sprake is van kinderarbeid, genderdiscriminatie of uitbuiting. Het komt erop neer dat de ‘early warnings’ van direct belanghebbenden worden gemist.”
Wat is er nodig om toegang tot herstel mogelijk te maken?
“De ILO heeft hier 20 jaar geleden al een oplossing voor bedacht. Het idee is dat je op of rond een productielocatie of -gebied een monitoringsysteem opzet, bestaande uit instanties en organisaties uit de lokale gemeenschap. Denk aan de lokale overheid, vakbonden, ngo’s, ziekenhuizen, scholen, lokale producenten en certificeringsorganisaties. Via dat systeem kunnen arbeiders en omgeving klachten en problemen kenbaar maken.
Global March heeft op deze manier in verschillende landen een Child Labour Monitoring System (CMLS) opgezet: een monitoringsysteem gericht op signalering van kinderarbeid. We werken met een right based approach: we geven trainingen waarin we CLMS-deelnemers informeren over hun rechten en over wat zij van de lokale en nationale overheid en van werkgevers kunnen vragen. Op die manier versterken we de gemeenschap en helpen we hen alert te zijn op signalen van kinderarbeid. Als kinderen niet op school verschijnen, komt het systeem in actie om te kijken wat er nodig is om de kinderen terug te brengen naar school.”
Gaat het alleen om kinderarbeid?
“Voor Global March is bestrijding van kinderarbeid het primaire doel, maar kinderarbeid staat nooit op zichzelf. Kinderen werken omdat er veel andere dingen in hun omgeving misgaan. Vaak spelen er gender issues, onveilige werkomstandigheden, gebrek aan scholen en een te laag inkomen. Een actief CMLS krijgt ook veel informatie over de andere problemen in een gebied. Die moeten worden aangepakt om het probleem van kinderarbeid op te lossen.
Doordat we de gemeenschap versterken, kan die gemeenschap zelf in actie komen om problemen op te lossen en misstanden tegen te gaan. Natuurlijk zijn er ook problemen die de lokale gemeenschap niet kan oplossen. In dat geval kan het CMLS de informatie over de problemen delen met de internationale of Nederlandse partnerorganisaties, die deze informatie vervolgens delen met de bedrijven waarvan zij weten dat die op bepaalde productielocaties actief zijn. Op die manier komt er van verschillende kanten druk om problemen aan te pakken. Het is ook mogelijk dat de inkopende bedrijven zelf aansluiten bij het monitoringsysteem. Dan is de cirkel rond: van signaleren tot adresseren.”
Is dit monitoringsysteem ook geschikt voor het voedingsmiddelenconvenant?
“Zeker. Juist in de landbouw is de kans op kinderarbeid groot. Daarom willen wij in 2022 een pilot met het CMLS opzetten. We kiezen een gebied waarvan we weten dat meerdere Nederlandse voedingsmiddelenbedrijven daar producten inkopen. We zetten een nieuw CLMS op of sluiten aan bij een bestaand systeem van Global March. De deelnemende Nederlandse bedrijven kunnen aangeven welke specifieke informatie zij nodig hebben, zodat het CLMS die informatie kan gaan verzamelen. Op die manier krijgen bedrijven informatie over de problemen die er in het begin van een keten spelen. Dat is precies de informatie die ze nu missen. De volgende stap is dat we die problemen gaan aanpakken, bijvoorbeeld in de vorm van een project leefbaar loon.”
Marieke de Vries den Hollander, IMVO-adviseur CNV Internationaal:
‘De beschikbaarheid van lokale expertise wordt heel belangrijk’
Samen met bedrijven projecten uitvoeren. Een netwerk van lokale experts opzetten. Dat zijn de dingen die een IMVO-convenant voor het CNV waardevol maken. Marieke de Vries den Hollander, IMVO-adviseur bij het CNV Internationaal, over het belang van impact maken.
Hoe kijken jullie naar de voortgang van het convenant?
“Het was de bedoeling van het convenant om minstens vijf projecten leefbaar loon en twee projecten klimaatverandering te starten, maar zover zijn we nog niet. Als vakbonden en ngo’s staan wij te popelen om met bedrijven samen te werken, bijvoorbeeld in de ketens van bananen, palmolie of cashew. Ik hoop dat er in 2022 nog enkele projecten van start gaan. Een cashewproject in ieder geval, en wellicht ook palmolie- en suikerprojecten als bedrijven daar belangstelling voor hebben.
Er is de afgelopen jaren veel energie gestoken in de ontwikkeling van tools waarmee bedrijven, ook kleinere mkb-bedrijven, met due diligence aan de slag kunnen gaan. Denk aan de online self-assessment tool, het due-diligence stappenplan en de factsheets. Het is mooi dat die tools er nu zijn.
Wij hebben als CNV zes factsheets aangeleverd voor de grondstoffen rijst, thee, soya, palmolie, suiker en cashew. Daarmee krijgen bedrijven globaal inzicht in de grootste risico’s in die ketens, zoals kinderarbeid, seksueel misbruik en het gebrek aan vakbondsvrijheid. Bedrijven die meer willen weten over specifieke risico’s in specifieke landen kunnen meer informatie krijgen. In de cashewketen in Azië bijvoorbeeld spelen andere problemen dan in de cashewketen in West-Afrika.
Het stappenplan gaat bedrijven helpen voortgang te maken. Doordat het stappenplan aan de online tool is gekoppeld, krijgen bedrijven meteen handelingsperspectief. Hopelijk maken de uitkomsten van de self-assessment ook inzichtelijk welke bedrijven in welke landen welke producten inkopen. Met behulp van die data kunnen we ons nog meer op product-landcombinaties en risicoanalyses richten en samen projecten opzetten.”
Kan het toekomstige local expert network daarin ook een rol spelen?
“Dat is wel waarvoor wij als convenantspartijen dit netwerk hebben bedacht. Het netwerk kan een essentiële bijdrage leveren aan de risicoanalyses die bedrijven in het kader van due diligence maken. We beginnen in 2022 met een eerste groep lokale experts, afkomstig uit verschillende landen, en gaan dit netwerk de komende jaren uitbreiden. We leiden de mensen op om lokaal een actieve rol te spelen in de uitvoering en opvolging van risicoanalyses volgens de OESO-richtlijnen. Deze experts kennen de situatie op of rond een productielocatie, zijn op de hoogte van de laatste ontwikkelingen en kunnen de risico’s staven. Hun risicoanalyse gaat dus verder dan de gebruikelijke audits.
Het eerste deel van de trainingen is vanwege corona online. Hopelijk kunnen we het tweede deel fysiek doen. We organiseren die trainingen per continent, zodat de deelnemers niet de hele wereld over hoeven reizen en we ook lokale casussen kunnen behandelen.”
Richt het netwerk zich exclusief op de voedingsmiddelensector?
“Het doel dat we voor ogen hebben, is breder dan alleen deze sector. De OESO-richtlijnen gelden voor alle sectoren en ketens, daarom is het belangrijk dat er in alle risicosectoren lokale expertise beschikbaar is. Het zou mooi zijn als het local expert network hierin kan gaan voorzien.
Het IMVO-convenant voedingsmiddelen loopt in 2023 af, maar er komt Nederlandse en/of Europese IMVO-wetgeving aan, waardoor bedrijven verplicht worden om IMVO-risicomanagement uit te voeren en daarover verantwoording af te leggen. Wij verwachten dat de beschikbaarheid van lokale expertise voor bedrijven heel belangrijk wordt.”
Ronald Sanabria, senior programma-manager IDH, The Sustainable Trade Initiative
‘Het dichten van het leefbaar-loongat vraagt een mix van oplossingen’
Het leefbaar loon-bananenproject (Banana Retail Commitment on Living Wage) wordt vanuit Costa Rica getrokken door Ronald Sanabria, senior programma-manager bij IDH. Hij werkt samen met Nederlandse supermarkten en bananenplantages overal ter wereld. “Een baanbrekend project als dit lukt alleen als alle betrokken partijen samen verantwoordelijkheid nemen.”
Hoe is de voortgang van het leefbaar loon-bananenproject?
“In het eerste jaar lag de focus vooral op organisatie en communicatie. Alle deelnemende producenten, leveranciers en retailers zijn geïnformeerd over het project en de doelen. We hebben afspraken gemaakt over ieders rol in de toeleveringsketen en een vertrouwensbasis gecreëerd om de weg vrij te maken voor de volgende stappen.
In het tweede jaar zijn de leveranciers samen met hun telers bezig geweest om de benodigde gegevens te verzamelen. Dat doen ze met behulp van de Salary Matrix, een systeem dat IDH heeft ontwikkeld om lonen transparant te maken. Het eerste jaar hebben 117 bananenplantages aan het salarisonderzoek meegedaan. Zij vertegenwoordigen 42 procent van het volume dat door deelnemende Nederlandse retailers wordt ingekocht. Het streven is om eind 2021 ten minste 66 procent af te dekken en in de komende jaren tot 100 procent dekking te komen. Hoe meer plantages meedoen, hoe meer inzicht we hebben in de betaalde lonen, het verschil met leefbaar loon en de mogelijke oplossingen om het verschil te verkleinen.”
Hoe moeilijk is het om het verschil tussen betaald en leefbaar loon te verkleinen?
“Er is helaas geen simpele oplossing. Het leefbaar loon verschilt bijvoorbeeld al per land of gebied. Ook wordt de kloof niet gedicht door simpelweg een hogere prijs voor bananen te betalen, want dat geld komt niet één op één bij arbeiders terecht. Bovendien nemen Nederlandse retailers maar een beperkt deel van de bananenoogst af. Als andere inkopers niet bijdragen, blijft het probleem bestaan.
Een hoger loon moet onderdeel zijn van een mix van oplossingen. Afhankelijk van de lokale omstandigheden, ontvangen werknemers wellicht liever andere voorzieningen, zoals onderwijs, gezondheidszorg of kinderopvang. Maar ook dat verschilt per plantage of regio. Dat vraagt om een goed gesprek tussen de retailers en hun leveranciers. Die gesprekken zijn nu begonnen.”
Wat zijn de grootste knelpunten?
“Een baanbrekend, innovatief project als dit lukt alleen als alle betrokken partijen vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid bijdragen aan het gezamenlijke doel. Daarom is het zo belangrijk om in het begin duidelijke afspraken te maken en de rol van alle partijen helder te krijgen. Door daarbij voort te bouwen op lopende projecten als certificeringstrajecten, de sociale dialoog en collectieve onderhandelingsinitiatieven, gaan projecten elkaar versterken.
Daarnaast is het van groot belang om de tijd te nemen om alle partners mee te krijgen, zeker nu door Covid-19 alles en iedereen vertraging heeft opgelopen. Een aandachtspunt is ook het borgen van de betrouwbaarheid van onderzoeken. Certificeringsprogramma’s moeten hun proces versnellen om bedrijven te helpen bij het verifiëren van verschillen in leefbaar loon. En dan zitten er ook nog allerlei uitdagingen in de analyses van leefbare lonen. Zo worden op veel plantages de werkuren maar beperkt gevolgd en geregistreerd.”
Maakt het project al verschil voor de arbeiders op de plantages?
“Nog niet, maar dat gaat wel gebeuren. De supermarktketens hebben toegezegd dat ze het leefbaar-loongat tegen het jaar 2025 voor 75 procent willen hebben verkleind. Het belangrijkste resultaat is dat het nu mogelijk is om gegevens op het gebied van leefbaar loon te verzamelen en geaggregeerde informatie te delen tussen spelers in de toeleveringsketen. Bedrijven gaan op basis van die data met leveranciers in gesprek over oplossingen om het leefbaar-loongat te verkleinen en het welzijn van werknemers te verbeteren. Ook zien we dat steeds meer certificeringsprogramma’s eraan werken om leefbaar loon aan hun certificeringseisen toe te voegen. Het betalen van leefbaar loon zal gaandeweg een standaard-onderdeel worden van certificerings- en keurmerktrajecten.
Als we daarin slagen, kunnen we het leefbaar loonproject uitbreiden naar andere producten en andere gebieden. Dat is het einddoel. Maar het feit dat zoveel bananenbedrijven en inkopers nu samenwerken op het gebied van leefbaar loon, is een enorme stap voorwaarts.”
Jacob van der Duijn Schouten, politiek adviseur van Woord en Daad:
‘De deur staat wijd open voor bedrijven die mee willen doen’
Woord en Daad werd lid van het convenant om positieve impact te bereiken voor mensen in kwetsbare situaties. Dat ging langzamer dan politiek adviseur Jacob van der Duijn Schouten had verwacht. Hij hoopt dat het met een cashewproject gaat lukken om bij te dragen aan transparantie, een leefbaar loon en minder CO2-uitstoot in West-Afrika en Azië.
Tevreden over de voortgang van het convenant?
“Het wordt spannend of we de doelstellingen gaan halen, want de einddatum van het convenant komt in zicht. Er is de afgelopen jaren veel tijd en energie gestoken in trainingen voor bedrijven en in de ontwikkeling van praktische hulpmiddelen voor due diligence, zoals een online self-assessment tool. In deze tool wordt bedrijven nu ook gevraagd welke producten bedrijven importeren en uit welke landen. We kunnen pas samen iets gaan doen als we daar inzicht in hebben. Als we uit de data afleiden dat er grote inkoopvolumes uit bepaalde risicogebieden komen, biedt dat de mogelijkheid om voor die productlandcombinaties gezamenlijk risicoanalyses maken. Daar hebben we via FVO ook subsidie voor gekregen. We horen graag van bedrijven wat volgens hen de grootste risico’s zijn waar we in gezamenlijkheid werk van kunnen maken.”
Jullie zouden een cashewnotenproject willen starten?
“Klopt. Wij hebben veel kennis over en netwerken in landen waar cashewnoten worden geproduceerd. Dat geldt ook voor Cordaid en CNV. Wij kunnen bedrijven ondersteunen bij het in kaart brengen en aanpakken van risico’s in deze keten. We hebben met z’n drieën een projectvoorstel voorbereid, waar we samen met bedrijven graag mee aan de slag willen.
Wat ons betreft zijn er drie projectdoelen: transparantie, leefbaar loon en CO2-reductie. We willen bedrijven allereerst helpen om inzicht te krijgen in hun cashewketen: waar komen hun cashewnoten vandaan en wie zijn er bij de productie betrokken? Vervolgens willen we samen met de bedrijven onderzoeken of de arbeiders op het land en in de fabrieken een leefbaar loon verdienen, zodat zij hun gezinnen kunnen onderhouden en hun kinderen naar school kunnen laten gaan. En als derde willen we onderzoeken hoe de CO2-uitstoot van de productie omlaag kan worden gebracht. Zodra het projectvoorstel is goedgekeurd, kunnen we van start. De deur staat wijd open voor bedrijven die mee willen doen.”
De ngo’s en vakbonden hebben ook het idee opgevat voor een ‘local expert network’.
“Daar zijn wij ook actief bij betrokken. Het idee is om trainingen te geven aan experts en consultants in Afrika, Azië en Zuid-Amerika. De deelnemers leren om risicoanalyses te maken volgens de OESO-richtlijnen voor due diligence en worden ook getraind om die kennis over te dragen aan andere experts in hun omgeving. Op die manier ontstaat een groeiend netwerk van lokale experts. Bedrijven in Nederland kunnen die experts inschakelen om te onderzoeken wat er op een productielocatie en dieper in de keten gebeurt. Lokale experts weten veel beter wat er in de keten speelt dan buitenlandse experts die een korte periode langskomen om onderzoek te doen.”
Jullie werken ook mee aan trainingen?
“Klopt. Wij leveren een bijdrage aan de Nevi-training IMVO en Inkoop. Nevi is het kennisnetwerk voor inkoop, contract- en supplymanagement. Die training is bedoeld voor iedereen in het bedrijfsleven die te maken heeft met duurzaamheid, inkoop en IMVO.
Daarnaast is er vanuit het convenant een training ‘IMVO en toepassing OESO-richtlijnen in de praktijk’ ontwikkeld. Het doel is om deelnemers inzicht te geven in de belangrijkste aspecten van IMVO en de internationale richtlijnen. De nadruk ligt daarbij op de toepassing in de praktijk. Wij laten in die trainingen met concrete voorbeelden zien welke risico’s wij bij ons werk tegenkomen, bijvoorbeeld in West-Afrikaanse landen, en hoe die kunnen worden aangepakt.”
Gaat het dan toch lukken om impact ‘on the ground’ te bereiken?
“Daar gaan we wel voor. Wij staan als ngo’s en vakbonden klaar om bedrijven te ondersteunen bij lopende én nieuwe projecten. Mede dankzij het SER-secretariaat, dat wil ik ook benoemen. Het secretariaat trekt er enorm hard aan om acties en projecten van de grond te krijgen.”
Mayke de Bruin, food innovator, Ruitenberg BasIQs:
‘Wij kunnen niet blijven doen wat we altijd deden’
Ruitenberg BasIQs ontwikkelt ingrediënten voor onder meer snoepfabrikanten. Zoethoutwortel-extract voor drop bijvoorbeeld. Het familiebedrijf in Twello heeft een eigen lab en zoekt naar mogelijkheden om snoep future proof te maken. Mayke De Bruin, food innovator en kartrekker duurzaamheid, over een bedrijf op ontdekkingstocht.
Snoep en duurzaamheid, hoe goed gaat dat samen?
“Dat is dus een van de vragen waar wij het als bedrijf over hebben. Ik denk niet dat snoep ooit uit de wereld verdwijnt, maar de kans is groot dat we er anders mee omgaan. Een van de trends is bijvoorbeeld personalized nutrition: we kunnen straks per persoon bepalen wat iemand aan voedingstoffen nodig heeft. Als dat de toekomst wordt, heeft dat grote gevolgen voor productiebedrijven in de food sector. De hele markt verandert. Hoe kunnen wij daarop anticiperen?
We kunnen niet blijven doen wat we altijd al deden, we moeten met onze tijd mee. Gezondheid en duurzaamheid zijn daarbij de kernwoorden. Wij hebben als voedingsmiddelenbedrijf enorm veel kennis van ingrediënten en voedselstructuren. Kunnen de ingrediënten die wij maken de dragers worden van belangrijke voedingssupplementen? Kunnen we helpen om voedselverspilling tegen te gaan door reststromen te benutten om snoep van te maken? Misschien gaan we straks snoep maken met een veel sterkere smaakbeleving, waardoor je aan een of twee snoepjes genoeg hebt en niet een hele zak snoep tegelijk opeet.”
En daarbij zijn jullie ook bezig met IMVO?
“IMVO wordt steeds belangrijker, ook voor ons als bedrijf. We hebben in 2020 een scan laten maken omdat we wilden weten hoe duurzaam ons bedrijf is, hoe wij positieve impact kunnen maken en welke sustainable development goals (SDG’s) daarbij horen. Op basis van die scan zijn we met vier projecten gestart. Een daarvan was transparantie in onze productketens. Daarmee zitten we in het hart van het IMVO-convenant Voedingsmiddelen, waarbij we via onze branchevereniging zijn aangesloten.
We zijn begonnen met het in kaart brengen van de zoethoutwortelextract-keten. Onze leveranciers zitten onder meer in het Midden-Oosten. We hebben twee leveranciers gevraagd om ons te helpen om de hele keten stap voor stap in beeld te brengen. We hebben een vragenlijst opgesteld en die met onze leveranciers doorgenomen. De vragen gaan over de productie in de fabriek, de inkopers, de boeren, de arbeiders die de wortels oogsten, de regels die erbij komen kijken en de lonen die worden betaald.
Het is ontzettend leerzaam om te zien hoe de keten in elkaar zit. Het is ook erg leerzaam om vanuit Nederland niet meteen overal wat van te vinden. Wij hebben doorgaans veel te snel een oordeel klaar. Ik probeer eerst maar eens te kijken wat er speelt en waarom dingen gaan zoals ze gaan. Het is interessant om te zien welke dingen al goed gaan en welke dingen beter kunnen.
Als we deze keten in beeld hebben gebracht, gaan we ook met andere ketens aan de slag. We willen weten wat er waar te verbeteren valt. Misschien ontdekken we wel dat we een deel van de ingrediënten veel dichter bij huis kunnen halen. Dat zou heel veel transport en dus uitstoot besparen.”
Krijgen jullie op die ontdekkingsreis hulp van anderen?
“Bij het opstellen en implementeren van IMVO-beleid werken we nauw samen met ons zusterbedrijf Ruitenberg Ingredients. Daarnaast neem ik deel aan de mkb-intervisiegroep van FNLI. Het doel is dat bedrijven elkaar ondersteunen bij hun verduurzamingsproces. De eerste bijeenkomst ging bijvoorbeeld over communicatie en hoe je binnen je bedrijf draagvlak kunt creëren voor IMVO en due diligence. Het mooie van zo’n intervisiebijeenkomst is dat het echt gaat over waar bedrijven tegenaanlopen, zonder de schone schijn op te houden. Juist daardoor kunnen we elkaar verder helpen. FNLI heeft ook allerlei tools ontwikkeld die daarbij kunnen helpen. Wij hoeven het wiel dus niet helemaal zelf uit te vinden.
Ik zie ons bedrijf niet echt als voorbeeld voor andere kleine bedrijven die met IMVO aan de slag willen. Wij zijn ook nog maar net begonnen. Maar misschien kan ik juist daarom tegen andere bedrijven zeggen: begin gewoon met een eerste stap. En laten we van elkaar leren.”
Cindy Verhoeven, procesmanager duurzame handel Superunie:
‘Due diligence is dichterbij nodig dan je denkt’
Superunie, de inkoopcoöperatie van dertien aangesloten supermarkten, wil in 2025 voor tien focusproducten de hele keten in beeld hebben, inclusief de risico’s en mogelijke verbeteringen.
Cindy Verhoeven, procesmanager duurzame handel, merkt dat de praktijk nog weerbarstiger is dan ze al dacht.
Hoever zijn jullie met de focusproducten?
“We zijn begonnen met bananen, thee, tomatenconserven en cacao. We brengen de ketens in beeld, inventariseren de risico’s en maken een plan om die aan te pakken. We doen mee aan twee convenantsprojecten: het leefbaar loon-bananenproject en het tomatenproject.
Het bijzondere aan het tomatenproject is dat het in Europa speelt en niet overzee. Het is goed dat de FNV erop heeft aangedrongen om hiermee als convenant aan de slag te gaan. Hoe kunnen we in Zuid-Amerika of Azië over risico’s beginnen, als we de problemen in onze eigen Europese productieketens laten zitten? Due diligence is dichterbij nodig dan je denkt.
Het onderzoeksbureau ImpactBuying heeft dit jaar in opdracht van CBL en FNV onderzoek gedaan naar de sociale issues in de Italiaanse tomatenconservenketen en hoe Nederlandse retailers en producenten daar binnen hun invloedssfeer positieve impact kunnen creëren. Het rapport wordt in januari 2022 gepresenteerd. Wat we nu al weten is dat het probleem van slechte arbeidsomstandigheden vooral bij de handmatige pluk van tomaten speelt. Dat plukken gebeurt onder meer door duizenden ‘ongedocumenteerde’ Afrikaanse arbeidsmigranten. De Arbeidsinspectie ziet veel te weinig toe op de arbeidsomstandigheden. Dat leidt tot heel ongewenste situaties.”
Je bent zelf ook gaan kijken in Italië?
“Ik ben meegegaan met de onderzoekers, omdat ik met eigen ogen wilde zien wat er speelt. Ik wil met de voeten in de klei hebben gestaan. We zijn ook bij twee van onze leveranciers op bezoek geweest. Ze vertelden dat de tomaten die zij verwerken machinaal worden geplukt, waardoor het probleem van de arbeidsmigranten bij hen niet speelt. De oogsttijd was net voorbij, daardoor konden we dat niet checken. Maar bij een volgende oogst kunnen we wel gaan kijken of er machinaal of met de hand wordt geoogst en hoe de arbeidsomstandigheden zijn.”
Wat kunnen jullie doen om de situatie te verbeteren?
“ImpactBuying komt met adviezen waar de supermarkten individueel mee aan de slag kunnen en ook met aanbevelingen die CBL, FNLI en FNV samen kunnen oppakken. Superunie heeft als eerste haar ketens helemaal tot aan de boeren in kaart gebracht. Daar begint het mee, anders kun je niet nagaan of en welke risico’s in je ketens voorkomen. Aan de hand van alle inzichten maken we een actieplan voor de komende jaren om meer grip op deze situatie te krijgen.
Daarbij moeten we realistisch zijn: onze invloed is beperkt. Nederlandse retailers en producenten nemen nog geen 5 procent van de tomatenconserven uit Italië af. We kunnen besluiten onze conserven ergens anders vandaan te halen, uit Griekenland bijvoorbeeld. Maar daarmee verandert de situatie in Italië niet en verschuift het probleem alleen maar. Want in andere Zuid-Europese landen speelt vermoedelijk hetzelfde.
De Italiaanse Arbeidsinspectie moet de regels beter handhaven. Maar het achterliggende probleem is dat van de arbeidsmigranten. Dat is een Europees en dus politiek probleem. Daarom moeten we dit probleem in Europa agenderen. Daar ligt ook een taak voor de Nederlandse overheid.”
De eerste focusproducten hebben dus al heel wat lessen opgeleverd?
“We leren stap voor stap. Oplossingen zijn vaak complex en vergen maatwerk. Het kost heel veel tijd om ketens gedetailleerd in kaart te brengen en te begrijpen waarom er gebeurt wat er gebeurt. Hoe werkt deze keten? Wat speelt er allemaal mee? Daarover willen en blijven we met onze leveranciers in gesprek. Niemand wil dat zijn eten geproduceerd is door mensen die het slecht hebben. We hebben alle betrokkenen nodig om samen het hele systeem te veranderen. Daarom werken we samen met de overheid, vakbonden, ngo’s en hun lokale partners. We hopen dat we gaandeweg tot schaalbare methoden komen die we voor meer eigen merkproducten kunnen inzetten. Dan kunnen we grotere en snellere verbeterslagen gaan maken.”