
Jaarrapportage 2021
April 2022
Voortgang diepe spoor
Het doel van het diepe spoor is om als convenantspartijen samenwerkingsvormen te ontwikkelen waardoor pensioenfondsen hun invloed kunnen vergroten op het beleid en de praktijk van de bedrijven waarin zij beleggen. Door kennis en ervaring te bundelen en gezamenlijk het engagement van pensioenfondsen te versterken , willen partijen negatieve impact in ketens verminderen.
Wat is engagement?
Engagement staat voor een continue en constructieve dialoog tussen de belegger en de onderneming waarin de belegger investeert. In een proces van engagement oefent de belegger invloed uit, zodat de onderneming de (mogelijke) negatieve impacts die zij veroorzaakt, voorkomt, mitigeert en/of remedieert. De belegger kan daarbij uiteenlopende (tijdsgebonden) acties en verschillende escalatiestappen toepassen. De deelnemende pensioenfondsen kunnen het engagement zelf uitvoeren, uitbesteden of in samenwerking met andere beleggers uitvoeren. Ngo’s, vakbonden en overheid kunnen hen hierbij ondersteunen. Pensioenfondsen blijven wel zelf verantwoordelijk voor het engagement met de ondernemingen waarin zij beleggen. Zie ook het OESO-richtsnoer voor Institutionele Beleggers.
De werkgroep diepe spoor is in 2021 uitgebreid. Ze bestaat nu uit twaalf pensioenfondsen, de Pensioenfederatie, ngo’s, vakbonden en de overheid. De werkgroep bewaakt de doelstelling van het diepe spoor en de selectie van de casussen. Voor elke nieuwe casus wordt een subwerkgroep ingesteld die een samenwerkingsplan maakt en de betrokken pensioenfondsen ondersteunt bij hun engagement. Elke geleding kan een casus inbrengen over een beursgenoteerd bedrijf, een sector of een bepaalde misstand. Bij de selectie van casussen worden criteria gebruikt die overeenkomen met de doelstellingen van het convenant. Zo worden casussen geselecteerd op basis van de ernst van (mogelijke) negatieve impacts en de meerwaarde die de samenwerking tussen partijen oplevert. De nadruk ligt op sociale thema’s, zoals mensenrechten, vrijheid van vereniging of kinderrechten.
Voortgang diepe spoor
In 2021 is er in subwerkgroepen aan zes casussen gewerkt:
- Mijnbouwcasus: de casus richt zich op een groot multinationaal bedrijf met een mijnbouwlocatie in Peru. In de mijnbouw spelen problemen als risicovolle arbeidsomstandigheden, vervuiling van leefomgeving en waterbronnen, gedwongen verhuizingen en tekortschietende consultatie van betrokkenen. In deze casus lag de nadruk op landrechten en de rechten van werknemers. De casus is eind 2021 formeel tot een eind gekomen, maar in 2022 worden nog een paar activiteiten ondernomen zoals een gesprek met de Raad van Bestuur van het bedrijf en de organisatie van een Ronde Tafel Bijeenkomst. In december werden de lessen van de casus gepubliceerd.
- Palmolie: Hierbij richt de engagement zich op een palmolie verwerkend consumentenbedrijf en op een palmolieleverancier. Doel is om de palmolieproductie te verduurzamen. Hieraan zitten veel aspecten, waaronder het voorkomen van illegale kap van bossen en de leefbaarheid voor lokale gemeenschappen.
- Platformeconomie: deze casus richt zich op een groot multinationaal bedrijf dat online producten verkoopt en waar veel misstanden met betrekking tot arbeidsrechten in de distributiecentra gemeld worden. De casus richt zich op Duitsland en vakbondsvrijheid.
- Micamijnen: de casus richt zich op de winning van mica in informele mijnen in India en Madagaskaren in het bijzonder op het risico kinderarbeid. Mica wordt in veel industrieën gebruikt, vooral ook in de elektronicasector. De casus richt zich op een autofabrikant en een toeleverancier.
- Tech-industrie: de casus richt zich op een groot techbedrijf en op het risico van digitale schending van mensenrechten.
- Biodiversiteit: de casus richt zich op de impact van sojateelt op ontbossing in Brazilië en linkt deze aan de vraag naar soja voor vlees- en zuivelproductie in Europa. De casus biodiversiteit is begin 2021 opgezet vanuit het Convenant IMVB Verzekeringssector en halverwege dat jaar is de samenwerking gezocht met het pensioenconvenant.
De casussen doorlopen grofweg vier fasen. Figuur 2 geeft aan in welke fase de casussen zich in 2021 bevinden. Soms lopen de fases door elkaar heen. Zo wordt bij sommige casussen het samenwerkingsplan jaarlijks hernieuwd. Ook kan tijdens het engagement met een bedrijf nieuwe informatie worden aangeleverd om de onderhandelingspositie van de pensioenfondsen te versterken. Aan de hand van de kritische prestatie-indicatoren (KPI’s) die in het convenant staan, wordt gemeten wat een casus oplevert aan veranderingen ter plaatse, binnen het bedrijf en op sector-/ beleidsniveau, en wat de geleerde lessen zijn voor volgende engagementprocedures. De uitkomsten worden gemeten als een casus is afgerond.
Figuur 2 Betrokkenen en gefaseerd verloop casussen in 2021

Bevindingen monitoringcommissie
De monitoringcommissie constateerde op basis van de tweede voortgangsmeting dat er progressie is gemaakt in het voeren van engagement, maar dat de aandacht voor de evaluatie van het proces beperkt is gebleven. Ook wordt er nog niet gerapporteerd conform de KPI’s zoals opgenomen in het convenant. Dit maakt een kwantitatieve analyse moeilijk. De monitoringcommissie ziet op basis van kwalitatieve analyse wel dat er leerervaringen worden benoemd en dat er voorzichtig impact wordt gemaakt in de casussen. Dit geldt met name voor de mijnbouwcasus. Deze casus is in december 2021 afgerond met een uitgebreid verslag.
De uitdaging binnen het diepe spoor ligt in het effectief vastleggen van de meerwaarde van de samenwerking en het benutten van deze informatie, zodat ook de pensioenfondsen in het brede spoor hieruit lering kunnen trekken. Een belangrijke vraag is hoe de gezamenlijk gevoerde engagements na afloop van het convenant worden voortgezet. Dit zijn aandachtspunten waar het diepe spoor in het vierde convenantsjaar mee aan de slag gaat.
Casus 2 Palmolie
In de tweede casus richten partijen zich op de waardeketen van palmolie. De casus betreft een multinationaal, beursgenoteerd bedrijf dat een grote afnemer is van palmolie en een producent hiervan. Issues in deze sector zijn mensenrechten en arbeidsrechten, zoals landrechten, vrijheid van vereniging, lage lonen, gezondheid en veiligheid, dwangarbeid, genderdiscriminatie en kinderarbeid. Partijen werken op dit moment aan een plan om hun gezamenlijke kennis te bundelen en in te zetten gedurende het engagement. De behandeling van deze casus is dus nog in een beginstadium.
Frank Huitema (MHPF) en Nienke van der Veen (World Animal Protection) over de casus biodiversiteit
‘We willen weten hoe duurzaam soja is’
De casus biodiversiteit focust op de impact van soja op ontbossing in Brazilië en linkt deze aan de vraag naar soja voor vlees- en zuivelproductie in Europa. Frank Huitema, chief investment officer van Mediahuis Nederland Pensioenfonds (Mhpf), en Nienke van der Veen, programmamanager World Animal Protection, over de noodzaak om de biodiversiteit te beschermen.
Wat was de reden om voor deze casus te kiezen?
Frank Huitema: “Het thema biodiversiteit is extreem breed, maar raakt iedereen. In de Amazone worden oerbossen gekapt om ruimte te maken voor landbouwgrond waarop soja kan worden verbouwd. De soja wordt verwerkt tot veevoer voor koeien, varkens en kippen in Nederland en Europa. Dat levert ons als consumenten uiteindelijk zuivel en vlees op. De manier waarop ons voedsel wordt geproduceerd, heeft een enorme ecologische impact. Het is een bedreiging voor de biodiversiteit en daarmee voor de leefomgeving van duizenden mensen en dieren.”
Wat is het doel dat jullie willen bereiken?
Nienke van der Veen: “Om de biodiversiteit te beschermen, zijn twee transities noodzakelijk: de transitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten en de transitie van intensieve naar duurzame landbouw. Als werkgroep hebben we ons verdiept in wat die transities inhouden en wat er nodig is om ze te realiseren. Vervolgens zijn we hierover met drie grote bedrijven in de voedingsmiddelen- en zuivelsector in gesprek gegaan. In 2021 hebben we een eerste gespreksronde gehad, in 2022 gaan we verder. Wij willen bedrijven stimuleren om meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten in voeding te gebruiken, soja bijvoorbeeld. Maar dat moet dan wel duurzaam geproduceerde soja zijn.”
Hoe reageren de bedrijven op jullie engagement?
Frank Huitema: “Het gaat om drie grote bedrijven met uitgebreide MVO-afdelingen, prachtige ambities en geweldige pilots. We lopen een beetje het risico om te worden ‘doodgeknuffeld’. De kunst is om door te vragen en met de specialisten van het bedrijf in gesprek te komen, omdat die écht weten waar het over gaat. De ngo’s brengen daarbij veel kennis in.”
Nienke van der Veen: “Vaak verschuilen bedrijven zich achter een bepaalde certificering, terwijl wij weten dat certificeringstrajecten te kort schieten. Er zijn bijvoorbeeld verschillende manieren om soja te produceren. Ze zijn niet allemaal duurzaam, maar vallen toch onder dezelfde certificering. Daarom vragen wij bedrijven om transparant te zijn over hun sojaketens en inzicht te geven in wie hun leveranciers zijn en waar zij produceren. Deze informatie stelt ons beter in staat om de voedingsmiddelenbedrijven te kunnen volgen en de nodige kritische vervolgvragen te stellen.”
Wat is de volgende stap?
Nienke van der Veen: “In de tweede gespreksronde willen we met de bedrijven in gesprek over hun doelen. Er lopen een aantal pilots, maar wanneer gaan ze die breed uitrollen? Het is duidelijk dat bedrijven met name in de eiwittransitie grote kansen zien. Het lijkt erop dat ze hun assortiment uitbreiden met plantaardige producten, maar de vraag is of dit ook leidt tot substitutie van dierlijke eiwitten. Wij vragen hen concrete doelen te stellen voor die transitie. Verder zijn we als werkgroep op fieldtrip naar een Nederlands boerderij geweest die met het kringlooplandbouwprincipe werkt. Experts gaan ons informeren over de haalbaarheid en schaalbaarheid van kringlooplandbouw. Het is belangrijk dat beleggers, dus ook pensioenfondsen, hierover meer kennis opdoen en zien waar kansen liggen.”
Gaat het lukken om bedrijven warm te krijgen voor een duurzame sojaketen?
Frank Huitema: “We proberen dat samen te bereiken, maar onze invloed is beperkt. We kunnen niet zomaar een strengere ontbossingsvrije soja-certificering op poten zetten. De bekende stok achter de deur is uitsluiten, als het engagement mislukt. In deze casus gaat het om drie grote en brede bedrijven, de drempel tot uitsluiting ligt heel hoog. Bovendien is bijna geen enkel bedrijf smetteloos als het om ESG-risico’s gaat. Het ene bedrijf gebruikt dierlijke eiwitten, wat de biodiversiteit en de leefomgeving raakt, het andere bedrijf stimuleert overmatige suikerconsumptie, wat de gezondheid van mensen raakt. Ik durf niet te zeggen dat zuivelproducenten met zwakke plekken in de keten onder aan de streep schadelijker bezig zijn dan frisdrankproducenten. We willen dat alle bedrijven hun risico’s aanpakken, maar dat is een langzaam proces.”
Wat is er nodig om deze casus met tevredenheid af te sluiten?
Nienke van der Veen: “Ik ben heel tevreden over de samenwerking in de werkgroep, ook bij de voorbereiding van de engagementgesprekken, al had ik wel gehoopt en verwacht dat we een grotere vuist zouden kunnen maken ten opzichte van de bedrijven. Op dat punt is er nog wel wat werk te doen. We moeten met heel concrete doelen en eisen komen om bedrijven stappen te laten zetten.”
Frank Huitema: “Ik ben tevreden als de bedrijven waar ons engagement zich op richt een concrete gedragsverandering laten zien. Als ze stappen zetten om de betrouwbaarheid van de certificering te verbeteren en inzicht geven in waar hun soja precies vandaan komt. Laat maar eens zien hoe duurzaam die soja is.”


Louise Kranenburg, manager verantwoord beleggen Pensioenfonds Detailhandel, over de mica-casus
‘We nemen geen genoegen met algemene antwoorden’
De micacasus richt zich op de winning van mica in India en Madagaskar. Een van de grootste risico’s hierbij is kinderarbeid. Louise Kranenburg, manager verantwoord beleggen Pensioenfonds Detailhandel, over de voortgang van deze casus.
Wat was de reden om deze casus te starten?
“Mica is een mineraal dat vanwege zijn bijzondere eigenschappen in heel veel sectoren wordt gebruikt. Het zit bijvoorbeeld in alles wat glimt: verf, lak, verpakkingsmateriaal en cosmetica. Het is vooral ook een belangrijke grondstof voor de elektronicasector: het wordt gebruikt voor elektronische componenten, zoals elektrische onderdelen van auto’s. Daar richt ons engagement zich dan ook op.
Het probleem van mica is dat het vaak wordt gewonnen in ‘informele’ mijnen. Het gaat om locaties waar de lokale bevolking op eigen initiatief, onder slechte en zeer gevaarlijke arbeidsomstandigheden mica probeert te vinden. Daar worden ook vaak kinderen bij ingeschakeld. Daarom richt de casus zich specifiek op kinderarbeid. Kinderarbeid is een ingewikkeld probleem. Het hangt samen met armoede, lage lonen, maar ook met de beschikbaarheid van scholen en de lokale cultuur. Dat is dus precies waarom we deze casus zijn gestart. Geen enkel bedrijf, pensioenfonds, vakbond of ngo kan kinderarbeid in zijn eentje oplossen. We kunnen de problematiek alleen oplossen door een gezamenlijk aanpak.”
Wat is er tot nu toe bereikt?
“Het eerste jaar hebben we gebruikt om ons als werkgroep in de micaketen en de risico’s te verdiepen. Vervolgens zijn we daarover in gesprek gegaan met een grote Duitse autofabrikant. Dat bedrijf zag onze betrokkenheid als handreiking om met mica aan de slag te gaan. Ze vroegen ons om dit onderwerp ook aan te kaarten bij een groter samenwerkingsverband van autobedrijven, gericht op duurzaam inkopen. Dat zou alle autofabrikanten stimuleren om hun mica-ketens in beeld te brengen en de risico’s aan te pakken. De betreffende autofabrikant is inmiddels lid geworden van het International Responsible Mica Initiative (RMI), een initiatief van Terre des Hommes. Dat is een heel positieve stap. Het RMI zet zich in om daadwerkelijke verbeteringen te bereiken voor mensen en kinderen die in de micamijnen werken.
Het tweede jaar zijn we dieper in de keten gaan kijken. We hebben een toeleverancier van de auto-industrie benaderd en dit bedrijf een brief gestuurd met vragen over de micaketen. Tot nu toe heeft het bedrijf daar nog niet op gereageerd, maar dat gebeurt wel vaker. Het is met engagement altijd een beetje zoeken naar de balans tussen duwen en afwachten. We snappen dat bedrijven niet altijd op onze vragen zitten te wachten. Soms proberen ze ons af te poeieren met algemene antwoorden. Maar daar nemen we geen genoegen mee.”
Hoe gaat deze casus nu verder?
“Net als bij de andere casussen zetten we aan het eind de geleerde lessen op een rij. De kennis die we opdoen over de micaketen gebruiken we in de samenwerking met ngo’s en vakbonden. Op die manier versterken we onze engagementtrajecten. Als pensioenfondsen richten wij ons vaak op het grotere plaatje. Wij begrijpen dat bedrijven heel veel dingen aan hun hoofd hebben en prioriteiten moeten stellen, ook in hun IMVO-beleid. Daarom is het belangrijk dat ngo’s en vakbonden juist het lokale perspectief inbrengen. Zij horen van hun partners wat er lokaal speelt. Die informatie helpt ons om met bedrijven in gesprek te gaan en kritische vragen te stellen. Door de samenwerking met andere convenantspartijen staan we dus sterker in ons engagement.”
Bereiken jullie impact on the ground?
“Het is onmogelijk om alle risico’s tegelijk aan te pakken. Dat geldt voor bedrijven, maar ook voor pensioenfondsen. Wij voeren als Pensioenfonds Detailhandel jaarlijks meer dan 300 engagements met bedrijven. De komende jaren willen we een meer gericht en intensiever engagement voeren met een beperkt aantal bedrijven. Daarmee hopen wij echte impact te bereiken. Maar wij zitten nooit zelf aan het stuur, we kunnen alleen onze invloed aanwenden. Wij dringen er bij bedrijven op aan om maatregelen te nemen om risico’s in de keten aan te pakken. Vaak zijn de problemen zo complex en systemisch van aard, dat ze alleen in samenwerking met andere bedrijven en partijen kunnen worden aangepakt. Daar willen wij bedrijven toe aanzetten.”
Komt het voor dat jullie beleggingen terugtrekken uit een bedrijf?
“Als een bedrijf niets doet met onze vragen of kritiek is de uiterste consequentie dat wij onze belegging terugtrekken. Maar dat betekent dat we geen invloed meer hebben op de koers van het bedrijf. Het is een afweging: trek je je terug óf blijf je in gesprek met een bedrijf. Die afweging moet elk pensioenfonds voor zichzelf maken en kan ook per belegd bedrijf anders uitvallen. Er zijn geen simpele oplossingen. De vraag is welke beslissing het meest bijdraagt aan de voortgang op het gebied van maatschappelijk verantwoord beleggen. Daarmee kiezen wij voor een constructieve insteek.”


Maurice van Beers, regiocoördinator CNV Internationaal, over de mijnbouwcasus
‘Samenwerking vraagt respect voor ieders rol’
De mijnbouwcasus is de eerste afgeronde casus in het diepe spoor. Volgens Maurice van Beers, regionaal coördinator Latijns-Amerika bij CNV Internationaal, heeft de samenwerking belangrijke lessen opgeleverd voor alle convenantspartijen. Maar het werk is nog niet klaar.
Wat wilden jullie met de mijnbouwcasus bereiken?
“Rond mijnbouw spelen grote problemen, zoals risicovolle arbeidsomstandigheden, vervuiling van leefomgeving en waterbronnen, gedwongen verhuizingen en tekortschietende consultatie van betrokkenen. Onze casus richtte zich op een groot multinationaal bedrijf met een mijnbouwlocatie in Peru, waarin een aantal pensioenfondsen beleggen. Het doel was om het engagement van de pensioenfondsen te versterken, zodat het mijnbouwbedrijf zijn beleid en praktijk zou verbeteren. Daar hebben we als werkgroep, een vertegenwoordiging van pensioenfondsen, een ngo, de overheid en vakbonden, hard aan gewerkt.
We hebben helaas nog niet bereikt dat het bedrijf beter omgaat met arbeidsrechten. Maar we hebben wel bereikt dat het bedrijf erkent dat de lokale gemeenschap landrechten heeft en vooraf moet worden geconsulteerd over mijnbouwactiviteiten in een gebied, volgens het principe ‘free, prior and informed consent’. Een mooi resultaat is ook dat we als werkgroep een goede samenwerking hebben opgebouwd. Het heeft even geduurd voor we aan elkaar gewend waren en elkaar vertrouwden, maar we zijn het eens geworden over wat het probleem was en wat we met elkaar wilden bereiken. Nu hebben we veel waardering voor elkaar en respect voor ieders rol.”
Wat zijn die verschillende rollen?
“Pensioenfondsen investeren in bedrijven. Ze kunnen niet op de stoel van de bestuurders gaan zitten, maar kunnen bedrijven wel aanspreken op hun IMVO-beleid en hen duwtjes geven om de negatieve gevolgen van activiteiten voor mensen en leefomgeving aan te pakken. Vakbonden hebben contacten met lokale vakbonden, ngo’s komen op voor de belangen van de lokale gemeenschap. Zij kunnen pensioenfondsen van aanvullende informatie voorzien en daarmee een andere kant van het verhaal zichtbaar maken. Ook kunnen ze publieke en politieke druk uitoefenen. De overheid kon via de ambassade faciliteren in een virtueel veldbezoek. De samenwerking tussen pensioenfondsen, vakbonden, de overheid en ngo’s heeft voor ons allemaal meerwaarde. Het versterkt het engagement van de pensioenfondsen en geeft ngo’s en vakbonden meer invloed. Samen krijgen we meer voor elkaar dan ieder afzonderlijk.”
Hebben pensioenfondsen overwogen hun beleggingen terug te trekken?
“ABP heeft vorig jaar die beslissing genomen. Dit was weliswaar niet specifiek gerelateerd aan de mijnbouwlocatie in Peru, maar verhoogde wel de druk op het bedrijf om andere investeerders serieus te nemen. Zo’n beslissing om je terug te trekken is een duidelijk signaal. Het nadeel is dat je geen gesprekspartner meer bent en geen invloed meer hebt op de koers van het bedrijf. Op dit moment zijn de arbeiders van het bedrijf in staking vanwege de lage lonen, de subcontractingpraktijken en de ondermijning van het recht op vakbondsvrijheid. Het is heel belangrijk om juist nu van buitenaf druk te blijven uitoefenen. Dat gebeurt door de pensioenfondsen die zijn gebleven. Maar het blijft een dilemma. De druk die pensioenfondsen uitoefenen is vooral effectief als het bedrijf beseft dat zij hun beleggingen zullen terugtrekken als het engagement niet genoeg oplevert.”
Gaat het engagement nog door nu de casus is afgerond?
“Het belangrijkste moet nog komen. De pensioenfondsen hebben het bedrijf aangesproken, het komend jaar moet blijken wat het bedrijf daarmee doet. Het onderwerp arbeidsrechten staat dit voorjaar op de agenda van de raad van commissarissen van het bedrijf. Het bedrijf zelf verwijst naar zijn Code of Conduct en zegt dat het de arbeidsrechten respecteert, maar in de praktijk blijkt het tegendeel: arbeiders die lid zijn van een vakbond worden ontslagen. Wij hopen dat de raad van commissarissen het bestuur van het bedrijf gaat dwingen om de kritiek van de arbeiders en de pensioenfondsen serieus te nemen en de arbeidsrechten daadwerkelijk te verbeteren.”
Wordt de samenwerking tussen de convenantspartijen voortgezet?
“We hebben in deze casus ervaren hoe belangrijk samenwerking is. Maar de casussen in het diepe spoor zijn heel intensief en vragen veel tijd. Mogelijk zijn er andere vormen en instrumenten te bedenken, zoals periodieke themabijeenkomsten waarin een casus of sector onder de loep wordt genomen. We weten dus nog niet in welke vorm, maar we hebben al wel besloten de samenwerking na het convenant voort te zetten.”
Guus van Zwoll, senior beleidsmedewerker Buitenlandse Zaken, over de tech-casus
‘Techbedrijven moeten transparanter zijn over hun bedoelingen’
De tech-casus in het diepe spoor richt zich op een relatief nieuw risico: digitale schending van mensenrechten. Volgens Guus van Zwoll, senior beleidsmedewerker freedom of expresson online bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, vragen de bescherming van de privacy en de vrijheid van meningsvorming en meningsuiting om actie van overheid, beleggers en techbedrijven.
Wat was de reden om deze tech-casus op te zetten?
“De ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie gaan steeds verder. De opkomst van machtige techbedrijven leidt tot nieuwe risico’s, ook op het gebied van mensenrechtenschendingen. Denk aan bedrijven die software maken om mensen op internet te surveilleren. Of aan bedrijven die door een autoritair regime worden gedwongen bepaalde informatie te verzamelen, te verspreiden of juist af te sluiten. Maar ook veel subtieler: bedrijven die data gebruiken om internetgebruikers gepersonaliseerde berichten en advertenties aan te bieden.
Het gaat om zulke nieuwe ontwikkelingen dat er nog nauwelijks regels voor zijn gemaakt. Wet- en regelgeving vanuit de overheid, zowel op Nederlands als Europees niveau, loopt per definitie achter dit soort ontwikkelingen aan. Los van deze overheidstaak hebben bedrijven én pensioenfondsen een eigen verantwoordelijkheid. Zij moeten zich bewust worden van de mensenrechtenrisico’s van deze nieuwe technologie, bijvoorbeeld op het gebied van privacy, de vrijheid van meningsuiting en vrije meningsvorming.”
Wat willen jullie met deze casus bereiken?
“We willen over dit onderwerp in gesprek met een groot techbedrijf. We moeten dan zelf natuurlijk ook weten wat de risico’s zijn en waar de problemen zitten. Enkele experts van de pensioenfondsen en van Amnesty International hebben hun kennis op dit gebied met de werkgroep gedeeld. We hebben hier tijdens verschillende bijeenkomsten over gesproken. De uitdaging is om de klassieke mensenrechtenrisico’s te vertalen naar het huidige, digitale tijdperk. Deze risico’s op het gebied van privacy waren er zestig jaar geleden niet.”
Kun je een voorbeeld noemen van zo’n risico?
“Een voorbeeld is het gebruik van algoritmen om de gebruikers van een internetdienst onbewust te beïnvloeden. Techbedrijven als Facebook en Google manipuleren gebruikers door hen informatie te tonen in een bewust gekozen volgorde. Het doel is om hen in een bepaalde stemming te brengen die hen mogelijk ontvankelijker maakt voor advertenties die ze daarna te zien krijgen op diezelfde platformen. Door mensen onbewust te sturen, wordt de vrije meningsvorming beperkt.
Internetbedrijven zouden veel transparanter moeten zijn over hoe een game of programma in elkaar zit, wie er belang bij hebben en waar deelnemers zich bewust van moet zijn. Een goed voorbeeld waarbij dat niet duidelijk was, is Pokémon Go. Dat is een augmented reality-game ontwikkeld door Niantic, een startup van Google. Het was een paar jaar geleden razend populair bij jongeren. VPRO’s Tegenlicht heeft er in 2019 een documentaire over gemaakt. Het doel van de game is om overal Pokémons te vinden. De locaties waar die te vinden zijn, zijn niet toevallig gekozen, maar zijn door bedrijven als McDonald’s en Starbucks betaald. Spelers worden naar die locaties geleid en verleid om er geld uit te geven. Je doet mee aan de game, maar je beseft niet dat je als een pion door de stad wordt gestuurd. Ook zijn gebruikers zich er niet van bewust dat Google via de app toegang krijgt tot heel veel persoonlijke informatie op hun telefoon.”
Wat zijn de volgende stappen die jullie willen zetten?
“We hebben een bedrijf geselecteerd waarin verschillende Nederlandse pensioenfondsen hebben belegd. We bereiden als werkgroep een brief voor waarin we risico’s bij het bedrijf aankaarten en hen uitnodigen voor een gesprek. We willen weten of ze de risico’s van mensenrechtenschending onderkennen, wat hun beleid is om deze risico’s aan te pakken en hoe ze dat doen. Daarna hopen we met het bedrijf in gesprek te blijven. We verwachten niet dat het bedrijf de risico’s in een keer oplost of zijn strategie omgooit: dat zou onrealistisch zijn. Maar we willen wel laten zien dat pensioenfondsen hun verantwoordelijkheid nemen en van de techbedrijven waarin zij beleggen actie verwachten om mensenrechten te beschermen, ook op internet. Dat begint bij transparantie over hoe hun systemen werken en wat hun doelen zijn.”
